Voor Elise ’t Hart (1991), opgegroeid in een muzikantenfamilie, is het belang en de aanwezigheid van muziek en geluid vanzelfsprekend. Zowel tijdens de vooropleiding van het Codarts Rotterdams Conservatorium als op de Hogeschool voor de kunsten in Utrecht ontwikkelde ze zich tot een geluidskunstenaar die muziek, geluid en beeldende kunst met elkaar combineert.
In 2013 richtte ze het Instituut voor Huisgeluid op, een groeiende verzameling en documentatie van geluiden die je thuis tegenkomt. Dat kan van alles zijn: een krakende vloer, een zoemende koelkast, de tikkende verwarming, het kletterend douchewater, de blazende afzuigkap, tsjilpende vogels, het gepiep van een schuifdeur of een rinkelende deurbel. Soms voelen die geluiden positief, als een prettige herkenbaarheid, soms zijn ze buitengewoon irritant.
‘Obscùlta’, Latijn voor ‘Luister’ en het allereerste woord in De Regel van Benedictus. Afgelopen maand heb ik vijf dagen met de zusters van de Onze Lieve Vrouwe Abdij in Oosterhout mogen leven. Ik mocht meeluisteren, meekijken, mee-eten, meelezen, meezingen, meewerken en het kloosterleven auditief vastleggen. In de eerste twee dagen heb ik alleen maar geobserveerd, met gespitste oren, open ogen en pen & papier in mijn hand. Zuster Martha, de abdis van het klooster nam mij onder haar vleugels en liet mij de kleuren en tonen van hun leven ervaren. Om de juiste bewoording voor deze ervaring te vinden, is nog altijd lastig.
Een project over geluid,
dat bleek te gaan over stilte,
maar vervolgens ging over het hoorbare binnen deze stilte.
Want als je goed luistert naar het moment van stilte, wat is er dan te horen?
Ik heb stilte lange tijd ervaren als een soort tussenruimte: de ruimte tussen twee geluiden in. Net als binnen de muziek waar het een rust is tussen twee klinkende momenten in. Hier heeft de stilte vaak een duidelijke functie, zoals dat van een rustpunt tussen twee noten in of juist een spanning voor hetgeen wat daarna gaat klinken. Waar ik stilte in mijn werk of dagelijks leven vaak als tussenmoment ervaar (soms ongemakkelijk, soms mooi), kreeg de stilte in het klooster een heel andere betekenis. De stilte is niet het tussenmoment, een rustpunt, bijzaak, de leegte. Hier is de stilte hét moment, hoofdonderwerp. In de stilte gebeurt het: in de stilte kan je luisteren. Luisteren naar de ander, luisteren naar jezelf, luisteren naar meer dan alleen de ander of jezelf; naar een stem, naar iets van buiten- of bovenaf. In het klooster leven ze zoveel mogelijk in stilte.
Zelf vond ik de stilte vaak in mijn cel of in de kerk. Na het klinken van Scholastica en/of Hildegard (en nee, dat zijn geen zusters maar klokken), begonnen de diensten: de vigilie (06.00 uur), Lauden (07.30 uur), eucharistie viering (09.30 uur), middagdienst (14.00 uur), vespers (17.00 uur) of completen (20.15 uur). Wanneer je je in stilte in de kerk bevindt voordat de dienst begint, hoor je alles: een kuchje, mijn pen schrijvend in mijn boekje, de kerkbank, een papiertje dat omslaat, een sleutel die rammelt. Alles klinkt groots door de weerkaatsingen, de akoestiek van de kerk: het kraakje (krk) klinkt als een barst (KRK). En dit gebeurt niet alleen buiten mij en mijn lichaam, maar ook van binnen. Elke kleine gedachte weerkaatst alle kanten op, wordt groter en groter. En dan wordt de stilte doorbroken: een lucifer wordt aangestreken en de zusters treden binnen: de habijten ruisen, schoenen kraken, boeken worden opengeslagen. Vervolgens ben je samen stil, bid of zing je samen: Salve, Regina, Mater misericordiae, vita, dulcedo, et spes nostra, salve.
Na de diensten ging ik vaak op pad met één van de zusters op zoek naar de geluiden die vertellen over het kloosterleven. We vonden van alles: krakende deuren, rammelende sleutels, kwakende kikkers, het Onze Vader, schuivende stoelen, een zoemende scootmobiel, rinkelend bestek, een lopend uurwerk, knisperende boeken, een klikkende koeldeur, een rinkelend wierookvat en nog zoveel meer. Tussen deze geluiden en stiltes in bevonden zich gesprekken over bijvoorbeeld (religieuze) kunst, muziek, huisgeluid, levenspaden van zowel de zusters als mij en de sacraliteit van het alledaagse. Intussen hoorde ik constant de tijd wegtikken (of wegslaan), letterlijk en figuurlijk. De tijd hier alleen doorbrengen, me openstellen voor een totaal nieuwe ervaring, de gesprekken die we voeren, de openheid van de zusters, het zusterschap, het samen zingen en het maken van de opnames binnen deze ervaring; het is zó overweldigend, bijna te veel voor mijn oren, ogen en hart om te bevatten.
In stilte probeer ik nu iets op papier te zetten. Mijn gedachten zoeken naar woorden, mijn handen tikken de letters in, in de hoop iets op te schrijven dat (ook al is het maar lichtjes) raakt aan wat ik voel. De beleving neem ik mee komend jaar in. Een jaar waarin ik nog vaker terug zal keren voor het gesprek, de geluiden, de opnames en de stilte, om jullie tijdens de h3h biënnale iets te kunnen laten ervaren, iets dat je meeneemt, meevoert, vertelt, oproept, verwondert, doet luisteren….’