Het gebied

Het gebied ‘De Heilige Driehoek’ in Oosterhout wordt gevormd door drie kloosters – de Onze Lieve Vrouwe Abdij, de Sint Paulusabdij en Sint-Catharinadal – die er driehoeksgewijs aan elkaar grenzen. De norbertinessen van Sint-Catharinadal betrokken in 1647 het slotje De Blauwe Camer. In 1901 vestigden de zusters benedictinessen zich in de kostschool op het ernaast gelegen landgoed Vredeoord. Met de komst van de Sint Paulusabdij in 1907 ontstond in de volksmond al snel de naam: De Heilige Driehoek.

Bijzondere locatie

De monumentale architectuur van de drie kloosters wordt omgeven door grote en ommuurde tuinen, weidse landerijen, oude dreven en een wijngaard. Dit unieke Brabantse cultuurlandschap is in 2006 aangewezen als Rijksbeschermd Stadsgezicht. 

Doordat alle drie de kloosters nog in functie zijn, ademt het gebied een sfeer van stilte en spiritualiteit. Het is een oase van rust waarin de kloosterbewoners al eeuwenlang leven volgens kerkelijke tradities en in verbondenheid met God. Hun religieuze levenswijze is niet vanzelfsprekend in deze tijd. De kernwaarden en levensvragen die daarbij horen zijn echter nog steeds actueel en komen in ieders leven voor. In de ateliers van de kloosters werden van oudsher verschillende ambachten en kunstvormen toegepast om het kloosterideaal mede vorm te geven. Door de organisatie van een kunstmanifestatie op deze plek sluit de h3h biënnale aan bij deze traditie.

Drie kloosters

De kloosters van De Heilige Driehoek zijn:

• Sint-Catharinadal, bewoond door de zusters norbertinessen

• Onze Lieve Vrouwe Abdij, bewoond door de benedictinessen

• de Sint Paulusabdij, bewoond door de gemeenschap Chemin Neuf

Luchtfoto van het gebied.

Sint-Catharinadal – Norbertinessen

De priorij Sint-Catharinadal is de oudste kloostergemeenschap van Nederland. De norbertinessen kunnen terugkijken op een rijke historie. Het in 1271 in Vroenhout, bij Roosendaal, gestichte klooster werd in 1288 ernstig bedreigd door het water van de Sint-Aagtenvloed. Dat was voor de zusters reden om in 1295 uit te wijken naar Breda. Ze bleven er tot 1647. Vanaf dat moment was het voor de kloostergemeenschap onmogelijk geworden zich nog langer in Breda te handhaven. Uitoefening van het katholieke geloof was na de Opstand immers moeilijk. Ze weken uit naar Oosterhout, waar ze het slotje De Blauwe Camer betrokken. Dit slot, waarvan de oudste delen uit de late viertiende eeuw dateren, is een van de fraaiste monumenten van Noord-Brabant. Al snel breidden ze het slotje uit met een kloostergebouw rond een pandhof. In de negentiende eeuw werd een fraai poortgebouw toegevoegd. De Blauwe Camer is omgeven door een slotgracht. In de priorij wonen dertien zusters, kanunnikessen die leven volgens de regel van Sint-Augustinus. Dagelijks zingen ze de getijden. Aan de priorij was sinds 1954 een atelier verbonden dat vermaard was vanwege de restauratie van antieke boeken.

Onze Lieve Vrouw Abdij – Benedictinessen

In 1901 vestigden de zusters benedictinessen zich in de kostschool op het landgoed Vredeoord aan de Zandheuvel, die grensde aan de priorij Sint-Catharinadal. De vrouwelijke monniken – ook monialen genoemd – waren dat jaar verdreven uit Wisques (Frankrijk) vanwege antiklerikale wetgeving van de Franse regering Waldeck-Rousseau. In de loop van de jaren die volgden, bouwden ze de oude kostschool uit tot een abdij met kloosterkerk: de Onze Lieve Vrouwe Abdij. Na enkele jaren was de abdij door intreding van Nederlandse zusters, zo ‘vernederlandst’ dat Nederlands de voertaal werd.

De abdij is in neogotische stijl gebouwd door de Franse architect Villain. Hij ontwierp de kerk en het klooster als gebouwencarré rond een pandhof. In 1961 werd de kerk verbouwd naar een ontwerp van de gerenommeerde Nederlandse architect Granpré Molière. In 1972 en 1982 werd het complex uitgebreid met een gastenverblijf en een nieuw kloosterdeel met een tweede pandhof, in de stijl van de Bossche School. In 2021 volgde opnieuw een verbouwing en modernisering van de abdij. In de abdij leven drieëntwintig zusters volgens de regel van Sint-Benedictus. Het Benedictijnse leven kenmerkt zich door het ‘ora et labora’, een afwisseling van werk, studie en gebed. Dagelijks zingen de zusters de getijden. Ze restaureerden in hun ateliers antieke gobelins en middeleeuwse handschriften. De abdij had een paramentenatelier, waar religieus textiel werd geproduceerd. Tegenwoordig maken de zusters nog steeds kaarsen.

Het landgoed
De basis van het landgoed van de Onze Lieve Vrouwe Abdij werd in 1826 gelegd met de bouw van Villa Vredeoord. De tuin werd gebruikt door leerlingen van de kostschool die op het landgoed gevestigd was. De benedictinessen breidden vanaf 1901 het grondgebied uit tot het landgoed uiteindelijk 10 hectare groot was. De grond werd vooral voor zelfvoorziening gebruikt. Vanaf de jaren 2000 werd de kloostertuin getransformeerd tot een parkachtig landschap, gecombineerd met een boomgaard en fruitgaard. Het complex heeft de status van een gemeentelijk monument en rijkserkend landgoed. Het ecologisch beheer en onderhoud wordt ondersteund door de Stichting Vrienden Landgoed Onze Lieve Vrouwe Abdij.
 Het landgoed is niet toegankelijk voor bezoekers.

Sint Paulusabdij – Benedictijnen en Chemin Neuf

In het kielzog van de benedictinessen kwamen ook de benedictijner monniken uit Wisques naar Oosterhout. Zij bouwden in 1907 de Sint Paulusabdij, die grenst aan de abdij van de benedictinessen. In de volksmond ging het hele gebied al gauw De Heilige Driehoek heten.

Het gebouw werd ontworpen door de jonge Franse architect en Benedictijner monnik Paul Bellot, die in Nederland kennismaakte met het werk van Berlage en Cuypers. Hij maakte van de abdij een wondermooie schepping in baksteen. De internationaal gerenommeerde architect-monnik, Dom Hans van der Laan, die behoort tot één van de belangrijkste grondleggers van de latere Bossche School, ontwierp in 1938-1939 het gastenverblijf. 

Ook bij de benedictijnen traden al snel veel Nederlanders in, rond 1950 woonden er ruim honderd monniken in de abdij. De kloostergemeenschap speelde tot aan het laatste kwart van de twintigste eeuw een belangrijke rol in het maatschappelijk, religieus en cultureel leven van hun tijd. Schrijver Frederik van Eeden was er kind aan huis en werd er zelfs gedoopt. Dom Nico Wesselingh en zijn confraters gaven het Gregoriaans nieuwe impulsen. Dom van den Bergs werk in de orchideeënkwekerij was baanbrekend. Het pottenbakkersatelier was tot ver over de grenzen bekend. Verder was de abdij vermaard om hun schilders- en restauratieateliers. De monniken hebben de abdij in 2006 overgedragen aan de Franse Communauté de Chemin Neuf en zijn zelf verhuisd naar een kloosterbejaardenoord in de buurt. De abdij wordt nu bewoond door deze oecumenische gemeenschap met een apostolisch karakter, die zich sterk richt op jongeren en gezinnen.