Adélaïde Feriot wilde de geest van de oude orchideeënkas vangen. Ze baseerde zich op het boek Wood Notes Wild, Notations of Bird Music (circa 1892) van Simeon Pease Cheney (1818 -1890). Dit boek bevat vertalingen naar muzikale notaties van vogelzang, kikkers, regen, het ruisen van bladeren en andere geluiden waargenomen in de natuur. Hiermee slaat deze Amerikaanse dominee een brug tussen mensentaal en die van andere levensvormen. De dwars in de ruimte hangende ‘sluier’ was een visualisatie van Wailing, een muziekstuk dat slechts uit tien noten bestaat. De twee uitgestrekte, klauwachtige handen van bladkoper gaven de wind weer. De transparante zijde was geverfd met onder meer natuurlijke pigmenten van bomen en planten. In de voile June (wailing wind) vingen de verschillende kleurnuances de toonaarden van de wind.
Twee schelpen op oorhoogte verbeeldden een imaginaire geest of gidsachtig personage. Onder diens voeten rees Hum-along (earth song) op, een vrije interpretatie van het geluid dat de aarde maakt. De echte aardse zoem heeft een extreem lage frequentie, hoorbaar voor slechts enkelen. Dat de aarde een geluid voortbrengt, spreekt, is een interessante gedachte. Adélaïde Feriot richt zich in haar werk op ongrijpbare fenomenen en opent een passage van het waarneembare naar het metafysische. De kunstenaar: ‘Een van de grote uitdagingen van dit moment is hoe we anders kunnen omgaan met de natuur en haar weer als deel van onszelf kunnen zien. Ik geloof dat er een diepe verbondenheid is tussen mens en universum, en fantaseer over hoe ons lichaam één zou kunnen worden met de elementen om ons heen.’
De vervallen kassen zijn een schim van een glorieus verleden. Eind jaren veertig van de twintigste eeuw startte de Sint-Paulusabdij op initiatief van dom Nico van den Berg een zeer succesvolle orchideeënkwekerij. Deze uit het Westland afkomstige pater ontwikkelde een virusvrije orchidee, waarmee hij aan de wieg staat van het klonen van deze planten.


