Route

De curatoren Rebecca Nelemans en Hendrik Driessen nemen je mee op de route van de h3h biënnale met het thema Geloof. Meer over hun visie op het thema vind je hier.

Het weiland achter de Paulusabdij zal opnieuw functioneren als parkeerplaats en de entree van de Biënnale ligt op het terrein van deze abdij. Direct naast de entree, tussen hoge oude bomen, hangen enkele Boomtenten van Dré Wapenaar (Berkel en Rodenrijs 1961). Hij viert dit jaar het 25-jarig bestaan van zijn Boomtent met een reeks speciaal voor deze locatie ontworpen exemplaren. Het zijn onderkomens die je in staat stellen om je even terug te trekken in je eigen domein en daarbij toch alle ruimte bieden om in gemeenschap te leven. Dré speelt hier met intermenselijke verhoudingen en het spanningsveld tussen publiek en privédomein. De boomtenten zijn, net als religieuze gebouwen, tegelijkertijd ontmoetingsplek én een plaats om alleen in stilte te verkeren.

Iets verderop, naast de bescheiden moestuin van de abdij, ontwerpt Ine Vermee (Tilburg 1954) een Lichtkapel. De ovalen, ritmisch onderbroken buitenvorm omsluit een witte binnenmuur die refereert aan het oude Chinese yin-yangsymbool. De bovenkant is open en biedt zicht op de hemel. Door de steeds veranderende lichtwerking van blauwe lucht, wolken en zon, transformeert het wit binnen in het paviljoen en wordt onze waarneming verhevigd.

Het veld voor de appel-bewaarschuur, die tijdens de h3h biënnale dienst zal doen als boekwinkel en koffiepunt, wordt ingevuld door de jonge Eindhovense kunstenaar Wessel Verrijt (Eindhoven, 1992). Zijn beelden roepen associaties op met processies en rituelen, maar ook met theatrale reuzenoptochten zoals die in Zuid-Nederland en België gehouden worden. Wessel ontwikkelde met afvalmaterialen uit de bouw een geheel eigen handschrift. De beelden die hij tot nu toe maakte waren steeds bedoeld voor een binnenruimte. Speciaal voor deze biënnale onderzoekt hij bij het Europees Keramisch Werk Centrum in Oisterwijk hoe hij zijn manier van werken kan uitbreiden met weersbestendig keramiek.

Voor het speelveldje ertegenover verving Maarten Baas (Arnsberg D 1978) voor de vorige biënnale in 2021 met het thema Hoop het dode hout van de oude doelpalen door een levende variant. De staanders aan weerskanten van het doel werden even simpel als poëtisch gevormd door jonge bomen die nog een heel leven voor zich hebben. Het strakke grid van het voetbalveld, aangegeven met de gebruikelijke krijtlijnen, krijgt zo aan weerszijden een natuurlijker maar tegelijk ook wat bevreemdende afsluiting. Growing goals is een aanduiding van zowel gedreven ambitie als van het groeiende inzicht dat past bij de menselijke ontwikkeling.

Net als de doelen die wij in ons leven kunnen hebben, veranderen de bomen mee met de seizoenen en worden ze gestaag groter en sterker. Voor de biënnale van 2023, met als thema Geloof, blijven de bomen staan om zich in alle rust verder te ontwikkelen. Als bewijs dat in deze roerige, soms deprimerende tijden sommige dingen onverstoorbaar blijven streven naar een hoger doel, letterlijk én figuurlijk.

Op het terrein van de Paulusabdij, maar ook elders langs de route brengen we een hommage aan de onlangs overleden fotojournalist Piet den Blanken (Wijbosch 1951 – Guatemala 2022). Piet bewonderde de veerkracht en het doorzettingsvermogen van mensen die het niet zo goed getroffen hebben in het leven. In samenspraak met de erven maakten we een selectie uit de talloze foto’s van mantelzorgers, migranten en slachtoffers van politieke onrust die getuigen van compassie, vastberadenheid en overtuiging.

Tegen de gevel van de Kloosterhoeve, die voor deze biënnale als café is ingericht zien we Muurspiraal, het nieuwste werk van Dré Wapenaar, dat zich als een parasiterende vorm enkele meters boven de grond heeft genesteld. Met de spiraalvorm verwijst Dré naar de beroemde Fibonaccireeks die als een rekenkundig systeem in de gehele natuur terug te vinden is.

We draaien voor de kloosterhoeve linksaf en vervolgen onze weg op het pad langs de kerk van de Paulusabdij. Voorbij de kinderspeeltuin van de kaasboerderij bouwt Fran Van Coppenolle (Wingene B 1998) van houten palen, sjortouw, meters stalen buizen, wegwerp big-bags, nietjes en schroeven een ruimtelijk object. Een enorme onderneming voor een kunstenaar die zich had voorgenomen nooit meer iets voor buiten te maken. Ze flirt met de figuratie zonder echt ergens herkenbaar te worden. Combineert frivoliteit met strak gespannen hout, of krachtig gebogen metaal. Ter plekke bouwend gaat ze zo op zoek naar de juiste sculpturale vorm. Op het eerste gezicht zal die wellicht doen denken aan een feestelijk paviljoen, maar binnenin gloeit een vurig oranje.

Rudy Luijters (Den Haag 1955) speelde al enige tijd met het idee een tuin te ontwerpen met de Kaardenbol als basisplant. Het wat verloren liggende veldje aan het begin van de Kloosterdreef tegenover de Sint Paulusabdij, is precies wat hij zocht om zo’n tuin te realiseren. Dit onaanzienlijke stukje groen wordt voor de tentoonstelling getransformeerd tot een Kaardenbollentuin. De tweejarige plant staat er om bekend dat hij grote aantrekkingskracht uitoefent op het puttertje. En dat puttertje is van oudsher in de kunstgeschiedenis een symbool voor de kruisdood van Christus. Maar het vogeltje speelt ook in andere religies en culturen een bijzondere rol.

De route wordt vervolgd via de lommerrijke Kloosterdreef die aan een kant wordt begrensd door een nogal strenge betonschutting die je het zicht op wat zich daarachter bevindt ontneemt. Deze kloostertuin van de Onze Lieve Vrouwe Abdij (OLV) was ook voor ons onbekend terrein. Vorige winter werden we voor het eerst door de zusters benedictinessen rondgeleid door de stille, paradijselijke omgeving, die ons voor deze editie veel meer mogelijkheden biedt tot het tonen van grote ruimtelijke werken.

Deze ‘secret garden’ wordt ontsloten middels een functionele sculptuur van Frank Havermans (Breda 1967) die de sloot tussen de Kloosterdreef en de schutting overbrugt. Met dit werk markeert Frank het bijzondere feit dat dit gesloten gebied nu tijdelijk voor ons wordt opengesteld.

Via een smal bospad betreden we het park dat zich niet meteen volledig prijsgeeft. Links is de kloostermuur, rechts van het pad bevindt zich een begroeide heuvel, gevormd met aarde die werd afgegraven bij de aanleg van een grote vijver. Halverwege het pad staat een werk van Romee van Oers (Leiderdorp 1993) dat in vorm associaties oproept met een zuil, kolom of totem. Voor Romee is het de drager van haar werk als schilder. Met een krachtig en transparant gebaar brengt ze een abstractie aan die refereert aan de natuur eromheen maar ook aan een meer vergeestelijkte wereld. Het werk markeert een driesprong waar we rechtsaf gaan.

De heuvel overstekend komen we bij een bossage waarachter zich een vijver bevindt. Aan de overkant daarvan zien we een zgn. ‘led wall’ waarop een film van David Claerbout (Kortrijk 1969) te zien is. Het is een nieuwe versie van zijn film The Pure Necessity, gebaseerd op de beroemde Disneyfilm Junglebook. Waar de dieren bij Disney vermenselijkt werden, laat Claerbout ze weer gewoon dier zijn. Het is een poëtisch commentaar op de menselijke behoefte de natuur naar eigen hand te zetten. Ook in kloostertuinen werd de natuur van oudsher ‘beteugeld’. De functie, vormgeving en beplanting van de tuinen hing samen met de specifieke opvattingen van de kloosterlingen.

David Bade (Willemstad, Curaçao 1970) hebben we gevraagd om voor een van de boomrijke lanen in dit gebied een aantal interactieve beelden te ontwerpen die door de bezoeker ‘bespeeld’ kunnen worden als gebedsrollen, of anderszins associaties oproepen met de wereld van rituelen. De beelden worden geplaatst in de ruimtes die aan weerszijden van de laan door de boomstammen worden begrensd, als staties in de zijkapellen langs het middenschip van een groene kerk.

Deze laan wordt onderbroken door een driesprong, een gelijkzijdige driehoek met een rond plantsoen in het midden, die doet denken aan het symbool van het alziende oog. Lisette de Greeuw (Hoorn 1990) maakt een ontwerp die deze plek nadrukkelijker markeert en verbijzondert. Voor Lisette, die vaak in situ werkt en daarbij de vloer of bodem als vertrekpunt neemt, is dit de eerste keer dat zij een buitenwerk maakt.

De sculptuur van een satelliet op ware grootte die Rick van Meel (Breda 1985) eerder maakte voor de laatste tentoonstelling van DortYard, zal hij hernemen en geschikt maken om in de buitenlucht op te stellen. De monumentale sculptuur symboliseert ons verlangen de kosmos te doorgronden en zo onze eigen wereld beter te begrijpen.

Geluidskunstenaar Elise ‘t Hart (Den Haag 1991) laat zich inspireren door alledaagse geluiden die ze op allerlei locaties opneemt en in haar presentaties verbijzondert. Bij onze rondgang door de OLV tuin kwamen we een zgn. ‘quarantaine-huisje’ tegen dat gebruikt werd als er TBC op het klooster heerste. Ze was er direct door gefascineerd en heeft zich verdiept in de geschiedenis van dergelijke bouwsels die vroeger op tal van plaatsen te vinden waren. Het woord quarantaine vindt zijn oorsprong in de veertig dagen durende afzondering die bij epidemieën gebruikelijk was en nu ook nog gehanteerd wordt voor bijvoorbeeld de Vastentijd. Elise realiseert in en rondom het huisje een soundscape met behulp van geluiden die ze vorige zomer tijdens een verblijf in de kloosters heeft opgenomen.

Na het poortgebouw van Sint Catharinadal te zijn gepasseerd, valt de blik van de bezoeker op een nieuwe beeldengroep van Folkert de Jong (Egmond aan zee 1972). De sculpturen, gemaakt met een combinatie van verfijnd keramiek en het wat ruwere materiaal cement, zijn mede gebaseerd op Pleurants, zoals we die kennen van Bourgondische grafmonumenten. Folkert heeft het archetypische beeld van de treurende mens naar onze eigen tijd gehaald, geeft een verstilde vorm aan de ellende die we elkaar nog altijd aandoen en biedt ons steun om als achterblijvers met verlies om te gaan.

Links van het voorplein gaan we het klooster binnen. In de hal zien we een drieluik van Anne Geene (Breda 1983) waarin ze op bijna sacrale wijze inzoomt op de eenvoudige grasspriet. Dit nieuwe werk past in het oeuvre van Anne waarin ze de systematiek achter de schoonheid van de natuur tracht te doorgronden. Daarnaast toont ze enkele bokalen met planten uit de moestuin van de zusters.

In de grote ontvangstkamer van de zusters Norbertinessen wordt de film Djo van de Franse kunstenaar Laura Henno (F 1976) vertoond. In de Hauts de Mayotte op de Comoren, filmde ze Smogi, een man die een bijzondere band heeft met honden, met de kracht van de elementen, de natuur en de zogenaamde djinns, de magische wezens uit de islamitische cultuur. In haar film Djo weet Laura een bijzonder moment vast te leggen waarop de moslimoproep tot gebed samenvalt met een animistische hereniging.

Voor het eerst mogen we gebruik maken van het oudste gedeelte van Sint-Catharinadal, de oorspronkelijke entree tot het centrale deel met het torentje. De bezoekers komen via een oude stenen trap het 16e eeuwse slotje De Blauwe Camer binnen, waar je terug in de tijd stapt. Op deze historische en contemplatieve plek geven we aandacht aan het werk van JCJ Vanderheyden (’s-Hertogenbosch 1928-2012) en zijn onderzoek van licht, tijd en ruimte.Daarvoor krijgen we enkele van zijn werken in bruikleen van onder meer Het Noord-Brabants Museum.

Een openstaande deur biedt zicht op de volgende ruimte, bereikbaar via een nogal steile trap. Vlak voordat de bezoeker afdaalt kijkt hij neer op de vloer waarop Lisette de Greeuw, van wie we eerder werk zagen in de tuin van Onze Lieve Vrouwe Abdij, een installatie heeft gemaakt. In haar werk probeert zij de processen die ons denken en handelen bepalen te doorgronden. Ze gebruikt daarbij ordeningen zoals die ook toegepast worden in computertaal, of in ponskaarten die weefprocessen aansturen. De vorm van een tegelvloer, zoals je die in dit kloostergebouw veelvuldig aan kunt treffen, biedt daarvoor ook een prachtig vertrekpunt: door de tijd getekende ‘individuele’ tegels die tezamen toch een regelmatig geheel vormen.

Weer buiten lopen we naar de kerk van Sint-Catharinadal. De in Nederland woonachtige Française Delphine Courtillot (Parijs, F 1972) maakt voor de sobere gevel een nieuw werk dat aanhaakt bij het speelse effect dat het zonlicht, schijnend door het bladerdek van de omliggende bomen, op de gevel heeft. Met de installatie van vele tientallen geglazuurde keramische tableaus van verschillend formaat, sluit zij aan bij dit spel van licht en schaduw en speelt zij met de verschillen en overeenkomsten tussen door de mens bedachte vormen en die van de natuur zelf.

Als we de kapel betreden zien we links en rechts een aantal ogenschijnlijk identieke glasobjecten van de internationaal bekende Belgische kunstenaar Ann Veronica Janssens (Folkestone GB 1956). In Bijbelteksten speelt het getal drie een belangrijke rol, zoals in de drie Christelijke deugden die de thema’s voor deze reeks biënnales vormden, en wordt ermee verwezen naar de verschillende personen die in God te onderscheiden zijn (de Drie-eenheid). Hier gaat het vooral over gelijkwaardigheid: geen van de objecten domineert de ander en als je je maar even verplaatst veranderen ze subtiel van tint. Het werk is op geen enkel moment precies hetzelfde, niet alleen onze letterlijke én figuurlijke positie bepaalt de ervaring, ook het veranderende licht in de kerk speelt een belangrijke rol in hoe we deze installatie ervaren.

Nieuw in de route van deze tentoonstelling is de naast de kerk gelegen garage van de zusters. Het is een eenvoudige maar karaktervolle ruimte die we gebruiken voor een (film)installatie van Paulien Oltheten (Nijmegen 1982). In haar werk focust zij zich op de dagelijkse rituelen en routines van de mens. Als een hedendaagse stadsantropoloog documenteert zij de menselijke gedragingen en patronen, vaak in subtiele samenhang met een doelgericht gekozen locatie of context. Tijdens de pandemie zocht ze houvast in de beelden van Lourdes TV. De kleine rituelen van de dag in het bijna verlaten pelgrimsoord fascineerden haar. Met door haar geselecteerde fragmenten uit het vele materiaal dat zij opnam, stelde zij een lange film samen. Met andere, veelal niet voor deze film gebruikte delen, maakt zij een separaat werk dat voor het eerst in Oosterhout getoond zal worden.

Terug wandelend vanaf langs de kerk komen we langs een kleine vijver met daar middenin een eilandje en een gammel bruggetje dat al tijden buiten gebruik is. Boven dit eilandje zweeft een doek of sluier van hoogglans gepolijste RVS, als een soort geestverschijning, bevroren in de tijd. Het is een werk van Kathrin Schlegel (Nordhorn DE 1977). De hoofddoek is een krachtig cultureel teken, dat met het lichtjes genegen hoofd eerst naar de Christelijke Moeder Maria en ook naar de zusters van het klooster verwijst. Maar het werk is voor meerdere interpretaties vatbaar. Subtiel glinsterend in het zonlicht lijkt het soms een onzichtbaar hoofd te omsluiten om vervolgens op te gaan in het groen van de omgeving.

Voor een door rododendrons omsloten deel van de tuin stelt de Egyptisch-Amerikaanse kunstenaar Ghada Amer (Caïro EG 1963) een werk voor dat de essentie van het leven aan de orde stelt. Het is gemaakt door de letters van het woord “LOVE” in een grasveld uit te graven tot een diepte die ook wordt aangehouden bij het maken van een graf. Door het woord liefde te verbinden met de dood, vestigt zij de aandacht op de verbanden tussen Eros en Thanatos, tussen volheid en leegte. Het zinspeelt ook op het einde van relaties, zowel tussen individuën als tussen hele naties. Over haar tuinontwerpen zegt Ghada Amer zelf: “Aesthetics alone is not enough. And a message alone is just propaganda.”

We verlaten Catharinadal en wandelen over de kloosterdreef richting de kerk van de Paulusabdij. Bij het betreden van de kerk wordt ons oog direct getrokken door Principium van Alicja Kwade (Katowic PL 1979). Een beeldengroep van bronzen spiraalvormige kolommen, opgebouwd uit afgietsels van mobiele telefoons. De vorm van de sculpturen herinnert niet alleen aan zogenaamde Jacobsladders, zuilen of totems, maar ook aan de dubbele helixvorm van het menselijk DNA.

In de apsis van de kerk, achter het altaar flankeren vier doeken van de eerder genoemde Loek Grootjans (Arnemuiden 1955) de houten crucifix van het klooster. Het is een selectie uit de serie Logica voor de illusie. Loek schilderde deze groene abstracties nadat hij in 1990 een maand lang in complete duisternis had doorgebracht. Het idee was zich zo volledig los te maken van visuele prikkels. Gedurende de afzondering in het donker begon hij echter een diep roodbruine kleur te zien. Op het moment dat hij weer met licht in aanraking kwam, veranderde die kleur in zijn complementair: donkergroen. De doeken vormen een cruciale serie in het oeuvre van de kunstenaar. Ze zijn het resultaat van een periode van contemplatie en roepen daar in hun transparante gelaagdheid ook toe op.

We draaien naar links, waar Fiona Tan (Pekanbaru ID 1966) in een dwarsbeuk van de kerk de film The Archive uit 2019 toont. Deze film komt voort uit Tans fascinatie voor de Belgische visionair Paul Otlet (1868-1944) en zijn ambitieuze idee om alle menselijke kennis te catalogiseren om zo wereldvrede te bewerkstelligen. Zijn Mundaneum, een wereldarchief waaraan hij samen met Henri La Fontaine werkte, was gebaseerd op een numeriek systeem van kruisverwijzingen om permanent vrije toegang tot het archief te bieden. Dat systeem vormt het basisidee achter internet. Fiona Tan heeft voor Otlet’s Mundaneum een fictieve architectuur bedacht en gebouwd met behulp van computer-gegenereerde beeldsoftware. Hoewel dit verlaten archief in al zijn details is vastgelegd, bestaat de eigenlijke plaats niet.

In de smalle kloostergang links van deze dwarsbeuk worden we langs vijf kleine altaren gevoerd, waarvoor Loek Grootjans een installatie met gebotteld water maakt. Hij verzamelde het water op allerlei voor hem belangrijke plekken en legde de verzamelwijze en de herkomst van het materiaal vast in een gedetailleerd archiefsysteem, The Liquid Files. Zo houdt hij niet alleen momenten in zijn eigen leven vast, maar probeert hij ook een brug te slaan naar gebeurtenissen in het verleden. Vanzelfsprekend is er in dit verband ook een relatie te leggen met de rol die water speelt in de riten van de kerk.

We verlaten de kerk en lopen door de kloostergang die het kerkgebouw met de abdij verbindt. In de lange bakstenen gang tonen we als afsluiting van de rondgang een zevental nieuwe fotowerken van Marwan Bassiouni (Morges CH 1985). De foto’s tonen elk een raam in een moskee met uitzicht op een stedelijke omgeving of een door mensenhand gevormd landschap. Daarmee verbindt de kunstenaar niet alleen het gebouw met haar omgeving, maar ook twee werelden die soms met elkaar botsen.